meer dan 3 maanden, tot 12 jaar
Snel handelen (herkenning, labo en starten antibiotherapie) is cruciaal bij patiënten met een klinisch beeld dat compatibel is met bacteriële meningitis
Bij kinderen; klinisch beeld:
- Typische kenmerken: koorts, hoofdpijn, tekens van meningeale irritatie (nekstijfheid, fotofobie, nausea en braken), veranderde mentale status
- Purpura, exantheem, septische shock kunnen aanwezig zijn.
De vroegste tekens kunnen evenwel aspecifiek zijn, vooral bij jonge kinderen.
Vaccinatie heeft een belangrijke invloed gehad op de epidemiologie: meningitis door Haemophilus influenzae type b is zeldzaam geworden en er is een merkbare daling van het aantal infecties door Neisseria meningitidis serogroep C (met deze pathogenen moet echter nog steeds rekening gehouden worden bij niet of onvolledig gevaccineerde patiënten, vooral wanneer die jonger zijn dan 1 jaar)
Labo: altijd bloedname, hemoculturen (2 sets van 2 flessen), lumbaal vocht indien punctie mogelijk
Het toedienen van antibiotica mag niet worden uitgesteld tot een CT-scan is uitgevoerd of indien de lumbaal punctie niet onmiddellijk lukt
Contra-indicaties voor lumbaal punctie:
- tekens van verhoogde intra-craniele druk (GCS<13, focale neurologische tekens, bradycardie en hypotensie)
- ernstige respiratoire distress
- hemodynamische instabiliteit
- lokale weke weefsel infectie ter hoogte van punctieplaats
- gestoorde bloedstolling
- recente convulsies (geen LP zolang de patiënt niet gestabiliseerd is)
Karakteristieken van lumbaal vocht die bacteriële meningitis kunnen suggereren:
- troebel aspect
- glucose < 60% van serum glucose
- proteïnen > 100 mg/dL
- WBC typisch > 1000/mL (maar kan lager zijn in begin van infectie), vooral neutrofielen
- aanwezigheid van bacteriën
Verwittig steeds het Microbiologie Infectiologie Team (tel. 4172)
Etiologie
- Streptococcus pneumoniae
- Neisseria meningitidis
- Haemophilus influenzae
Commentaar
Corticosteroïden kunnen (bij Streptococcus pneumoniae meningitis) de neurologische sequelen verminderen
Opstart noodzakelijk binnen de 4 uur na de eerste dosis antibiotica
Therapie / dagdosis
Therapie:
ceftriaxon 100 mg/kg IV elke 24 uur
Duur:
Neisseria meningitidis: 7 dagen
Streptococcus pneumoniae, Haemophilus influenzae: 7 tot 10 dagen
Opmerkingen
Vanaf 2 gram in 2 dagdosissen toedienen (maximum 4 gram per dag)
Overweeg dexamethason 0,15 mg/kg IV elke 6 uur (maximale dagdosis: 40 mg) gedurende 2 tot 4 dagen (bij voorkeur te starten voor eerste antibiotica toediening)
Commentaar
Corticosteroïden kunnen (bij Streptococcus pneumoniae meningitis) de neurologische sequelen verminderen
De toediening moet starten vóór of gelijktijdig met de toediening van de eerste dosis van het antibioticum. Is dat niet het geval, dan moet de eerste dosis dexamethasone binnen de 4 uur na de eerste dosis van het antibioticum worden toegediend.
Denk bij Neisseria meningitidis aan profylaxe bij nauwe contacten:
volwassene: ciprofloxacine 500 mg PO éénmalig
zwangere: azithromycine 500 mg PO éénmalig
kind < 3 maanden: rifampicine 5 mg/kg PO elke 12 uur, gedurende 2 dagen
kind > 3 maanden: rifampicine 10 mg/kg PO elke 12 uur, gedurende 2 dagen (maximale dagdosis: 1,2 gram)
Alternatief kind vanaf 1 maand: azithromycine 10 mg/kg PO éénmalig (maximum: 500 mg)
In de omgeving van de patiënt met invasieve meningokokkeninfectie komen de volgende personen in aanmerking voor profylaxe, liefst binnen de 24 uur en niet later dan twee weken na ontstaan van de klachten bij de index:
- huisgenoten ofwel knuffelcontacten (gezinsleden en anderen die gezamenlijk met de index een huishouden deelden, inclusief een oppas of logerende vriend(innet)jes) in de zeven dagen voor het ziek worden van de index;
- de patiënt zelf voor ontslag uit het ziekenhuis, tenzij deze behandeld is met een antibioticum dat ook het dragerschap bestrijdt, zoals ceftriaxon of ciprofloxacine;
- gezondheidswerkers met onbeschermde blootstelling van mond en neus aan luchtwegsecreties: na mond-op-mond beademing of daarmee vergelijkbare contacten;
De volgende personen komen niet in aanmerking voor profylaxe (tenzij al gedefinieerd als zeer nauw contact):
- leiding of kinderen van het zelfde kinderdagverblijf;
- studenten, leerlingen of leerkrachten van dezelfde groep of school;
- vrienden of collega’s;
- medebewoners van zorgcentra;
- personen die algemeen sociaal contact hadden met de index (inclusief een vluchtige begroetingskus);
- personen die voedsel of drankjes gedeeld hebben met de index;.
- personen die bij de index in dezelfde auto, bus, trein of vliegtuig zaten;
- personen die contact hadden met de index na het overlijden.
Bij deze groepen zal Zorg en Gezondheid verhoogde waakzaamheid gedurende vier weken adviseren.